
De controverse begon toen de PP in maart 2024 een formele klacht indiende bij de OCI, en betoogde dat Sánchez de plicht had zich te onthouden van discussies of beslissingen met betrekking tot de redding van Air Europa. De partij beweerde dat zijn vrouw, Begoña Gómez, banden had met bedrijven die verbonden waren met de luchtvaartmaatschappij, en dat deze banden nader onderzocht moesten worden. Echter, de OCI wees de klacht slechts 4 dagen later af en verklaarde dat Gómez geen officiële functie of adviesrol had bij Air Europa of gerelateerde entiteiten, en dat de wettelijke drempel voor belangenconflicten dus niet was overschreden.
De PP tekende beroep aan tegen deze beslissing bij de TSJM, die zowel de inhoud van de zaak als de gevolgde procedures van de OCI beoordeelde. De rechtbank oordeelde dat de OCI geen behoorlijk onderzoek had uitgevoerd, en dat zij slechts een schriftelijk rapport had uitgebracht maar geen betekenisvolle onderzoeksstappen had ondernomen. De TSJM concludeerde dat de PP inderdaad de juridische status had om de klacht in te dienen en dat de beschuldigingen een grondig onderzoek rechtvaardigden. Als gevolg daarvan heeft de rechtbank de afwijzing van de zaak door de OCI teruggedraaid en haar opgedragen een formeel onderzoek in te stellen.

Volgens de PP had Begoña Gómez deelgenomen aan zakelijke activiteiten met entiteiten die direct of indirect profiteerden van openbare aanbestedingen of subsidies, waaronder sommige met banden met Air Europa. In het bijzonder verwees de partij naar documenten en communicatie die suggereren dat Gómez bepaalde initiatieven in de private sector had gepromoot via academische partnerschappen en publiek-private samenwerkingen. Naar verluidt ontvingen deze initiatieven fondsen rond dezelfde tijd dat de Spaanse regering de bailout van Air Europa goedkeurde.
Hoewel er geen formele beschuldigingen zijn geuit tegen Gómez zelf, vormen haar activiteiten een centraal onderdeel van het onderzoek. Media hebben rapporten gepubliceerd die haar betrokkenheid bij denktanks en academische programma’s die verbonden zijn met bedrijven die staatssteun ontvangen, gedetailleerd beschrijven. Deze onthullingen hebben het gewicht toegevoegd aan de oorspronkelijke bewering van de PP dat Sánchez een persoonlijk belang had bij de uitkomst van beslissingen genomen door de Ministerraad, met name de goedkeuring van de bailout.
Onder Spaanse wetgeving moeten openbare ambtenaren zich terugtrekken uit elke beslissing waarbij een persoonlijk of familiebelang hun onpartijdigheid zou kunnen beïnvloeden. De zaak hangt nu af van de vraag of de financiële relaties van Gómez aan die wettelijke norm voldoen. Als de OCI tot de conclusie komt dat Sánchez zich had moeten terugtrekken, kan dit leiden tot aanzienlijke politieke gevolgen. Zelfs als de zaak alleen administratief van aard is, zou zo’n bevinding parlementaire controle kunnen veroorzaken, het vertrouwen van het publiek kunnen schaden en zelfs de weg kunnen openen naar verdere juridische stappen als er bewijs van misbruik van publieke middelen naar voren komt.
Tot nu toe heeft Pedro Sánchez niet publiekelijk gereageerd op de uitspraak van de TSJM. In eerdere verklaringen wees hij de beschuldigingen af als politiek gemotiveerd en ongegrond. Echter, nu de OCI verplicht is om de zaak te heropenen en een volledig onderzoek uit te voeren, heeft de kwestie een nieuwe juridische en politieke wending genomen. Terwijl mediaonderzoeken doorgaan, blijft de vraag naar verantwoording en transparantie van alle politieke partijen, links, rechts en centrum, het middelpunt van het politieke debat in Spanje (en Europa).